Inbegrepen GRATIS producten
Afrikaanse wiet: de geschiedenis van wiet in Afrika
De moderne associatie van Noord-Afrika met wiet is bekend. Afrika heeft daarnaast ook een lange, gevarieerde geschiedenis met deze geliefde, maar ook gehate, psychotrope plant. Dit is deels opgetekend, deels afkomstig uit archeologisch bewijs en deels speculatie. In dit artikel richten we ons op de lange relatie van Afrika met wiet.
Inhoud:
De oorsprong van wiet in Afrika is gevarieerd en mysterieus. Het lijdt geen twijfel dat wiet al lange tijd in Afrika aanwezig is. Toch is het nog altijd onduidelijk wanneer de plant het continent heeft bereikt.
Overal op het continent zijn er aanwijzingen dat veel verschillende culturen de wietplant benutten. Zoals voor veel andere aspecten van Afrikaanse culturen geldt, heeft de komst van de Europese kolonisten dit gebruik drastisch veranderd, maar desondanks niet de das omgedaan. Afrika heeft door de eeuwen heen voortdurend grote hoeveelheden wiet geproduceerd en geconsumeerd. Bovendien legaliseren tegenwoordig steeds meer Afrikaanse landen de productie en consumptie ervan. Het zou daarom zomaar kunnen dat je op een dag Afrikaanse wiet in de Europese schappen tegenkomt.
Wanneer en waar is wiet in Afrika terechtgekomen?
Hoewel wiet al heel lang aanwezig is in Afrika, met name in het noordelijke en mediterrane gedeelte, komt de wietplant oorspronkelijk niet op het continent voor. Cannabis sativa L. komt uit Azië en heeft van daaruit geleidelijk haar weg gevonden naar het westen.
Het is bekend dat de cannabisplant al minstens 1000 jaar in Afrika wordt geteeld. Bewijs uit Egypte lijkt zelfs te suggereren dat men 5000 jaar geleden al begonnen is met de wietteelt op het continent. Toch is het bewijs hiervoor schaars en de exacte data onbekend. Men vermoedt dat wiet via Madagaskar en mediterraan Noord-Afrika op het continent is aangekomen. In Noord-Afrika kwam het via Egypte en de zeevaart in het gebied terecht.
In Noord-Afrika gaan de aanwijzingen zelfs nog verder terug in de tijd, vergeleken met grootste deel van het continent ten zuiden van de Sahara. Het psychotrope gebruik van wiet is voor het eerst beschreven in de 12e eeuw na Christus, zowel in gerookte als in eetbare vorm.¹ In Egypte en langs de Rode Zee was de wietcultuur vergelijkbaar met die in de Levant. In het westen ontwikkelde de Maghreb (Marokko, Algerije en Tunesië) echter een eigen, unieke cultuur.
Dit gebied wordt geassocieerd met de productie van hasj, maar eigenlijk is dat een recente ontwikkeling. Het lijkt zelfs zo te zijn dat men hasj uit Griekenland, Turkije en Libanon importeerde. Pas in 1921 is er bewijs van de productie van hasj in de Maghreb[2].
Cannabisgebruik via taal traceren
Ten zuiden van de Sahara is de geschiedenis nog waziger. Dit is deels te wijten aan gebrek aan archeologisch bewijs, maar ook aan het feit dat het bewijsmateriaal dat we wel hebben, afkomstig van de kolonisten, onjuist is. Zo werd wiet destijds vaak als 'Afrikaanse tabak' omschreven. Het is echter niet duidelijk of men dit bewust deed als poging om hun eigen gebruik te distantiëren van die van de inheemse Afrikanen, of dat men gewoon niet begreep wat de Afrikanen consumeerden. Gelukkig is het vrij duidelijk wat ze met de term bedoelden.
Een van de meest bruikbare woorden als het gaat om het opsporen van wietgebruik in Zuid-Afrika, is het woord 'dagga'.
Dagga: een etymologische reis
'Dagga' stamt af van het woord 'dacha'. De herkomst wordt geassocieerd met de Khoikhoi in Zuid-Afrika, al is de exacte oorsprong onduidelijk. Dagga betekent 'cannabis'. Het woord verwijst echter ook naar een algemene staat van bedwelming en naar Leonotis leonurus. Dit is een plant die behoort tot de muntfamilie. De gekartelde bladeren van deze plant lijken op die van de wietplant.
De eerste vermelding van het woord komt uit 1658, in het dagboek van Jan van Riebeeck. Hij spelde het als 'daccha'. Hierover later meer.
Tegen de tijd dat hij het opschreef, leken meerdere volkeren het te gebruiken. Dit is geen indicatie van hoelang men al wiet gebruikte, maar het impliceert wel dat het gebruik gedurende een aanzienlijke periode tamelijk wijdverbreid is geweest.
Zoals het er nu naar uitziet, blijft de exacte oorsprong van 'dagga' een mysterie. Dit is te wijten aan de schijnbare verwarring tussen cannabis en Leonotis leonurus. Jawel, beide plantensoorten delen een naam en ontwikkelen gekartelde bladeren. Toch verschillen de toppen en uitsluitend de wietplant veroorzaakt een high. Daarom is het niet duidelijk of het woord is ontstaan om beide planten te beschrijven, of dat men op een bepaald moment het woord verkeerd is gaan gebruiken. Vanwege deze verwarring zijn er onder geleerden verschillende verklaringen voorgesteld.
Er wordt ook wel gesteld dat 'dagga' in feite geen Afrikaans woord is en eigenlijk afkomstig is van het Nederlandse 'tabak'. Als dit het geval is, zegt het niets over het prekoloniale wietgebruik in Afrika. Een andere theorie stelt dat het woord afstamt van daXa-b, wat tabak betekent in Khoikhoi. Indien voorafgegaan door 'am', het woord voor groen, ontstaat er amaXa-b: groene tabak. Dit is de voorgestelde verklaring van Brian tu Toit en Jean Branford[3].
Wie gebruikte wiet in Afrika?
Het gebruik van wiet in Afrika was wijdverspreid, maar niet in gelijke mate. Wiet schijnt bijvoorbeeld pas in de 20ste eeuw delen van West-Afrika te hebben bereikt. Maar zoals eerder vermeld, was het al duizenden jaren aanwezig op andere delen van het continent.
Het oude Egypte | Cannabisgebruik in Egypte is moeilijk exact te dateren, maar we weten wel dat het een lange geschiedenis heeft. Henneptouwen[4] en stoffen dateren bijvoorbeeld uit de tijd van de oude Egyptenaren. Bovendien is het mogelijk dat men veel cannabinoïden uit de wietplant gebruikte voor holistische doeleinden. Het woord shemshemet[5] duikt ook regelmatig op in oude Egyptische medische teksten. Men is het erover eens dat dit woord 'cannabis' betekent. In het land gebruikte men wiet zowel voor holistische als rituele toepassingen. Het is onduidelijk of de oude Egyptenaren het zelf kweekten of dat ze het importeerden. |
De Khoikhoi |
De Khoikhoi (of Hottentotten) in Zuid-Afrika stonden bij de Nederlandse Boerenkolonisten bekend om hun wietgebruik. Ooit was dit volk oorlogszuchtig, maar tegen de tijd dat de Nederlanders arriveerden, vormden ze een overwegend vreedzaam volk dat zich bezighield met veehouderij. Aanvankelijk leefden zij en de Nederlandse kolonisten vredig naast elkaar, zelfs vriendelijk. Na verloop van tijd namen de boeren echter steeds meer van hun land in, stalen hun vee en maakten hen uiteindelijk tot slaaf. Van Riebeeck leerde het woord 'dagga' van de Khoikhoi. Hij merkte op dat het voor hen kostbaarder was dan goud, wat impliceert dat het essentieel onderdeel was van hun cultuur. Toch begonnen ze pas in 1705 met het roken van wiet. Voor die tijd kauwden ze het. Dit nieuwe gebruik verspreidde zich al snel naar andere Afrikaanse culturen. |
De Zoeloes | Veel kolonisten klaagden over de sedentaire effecten van wiet op de inheemse Afrikanen, waarover later meer. Maar deze visie dekt niet de gehele lading. Hoewel het exacte gebruik niet bekend is, denkt men (volgens AT Bryant[6]) dat het woeste Zoeloe-volk wiet gebruikte voordat ze moesten strijden. Er zijn echter niet veel bronnen die dit bevestigen, dus beschouw dit niet als feit. |
De Bashilange | Het Bashilange-volk, naar verluidt ooit erg gewelddadig, maakte blijkbaar een snelle en extreme culturele evolutie door toen ze wiet, of 'riamba', ontdekten. Volgens Wissmann hebben ze zelfs hun naam veranderd in Ben-Riamba, wat ‘van hennep’ betekent.[7] Elke avond hield het dorp ceremonies om wiet te roken. Op speciale dagen deden ze er nog een schepje bovenop. Het volk gebruikte zelfs wiet om iemand te bestraffen. Hoe groter de misdaad, hoe meer wiet de dader moest roken. Voor de grootste misdaden moest de dader roken tot hij flauwviel. Vervolgens werd er een schadevergoeding betaald aan het slachtoffer in de vorm van zout. Door culturele veranderingen ging men de hiërarchie steeds meer loslaten. Het gevolg hiervan was dat de naburige dorpen, ooit vazallen, weigerden hun belastingen te betalen omdat de Bashilange hun speren hadden afgezworen. Er brak een opstand uit. Men beschuldigde de koninklijke familie van tovenarij en ze werden veroordeeld tot, niet verrassend, het roken van wiet. Toen ze uiteindelijk bewusteloos waren, probeerden enkele dorpelingen hen te vermoorden. Andere dorpelingen grepen echter in. De rebellen vluchtten, maar keerden terug en werden niet bestraft. Ondanks deze mislukte moordaanslag was het einde nabij. De familie werd afgezet en ook de riamba-cultus werd beëindigd. Toch bleven veel van de gebruiken bestaan, waaronder de minder strenge straffen voor misdaden. |
Het oude Egypte |
Cannabisgebruik in Egypte is moeilijk exact te dateren, maar we weten wel dat het een lange geschiedenis heeft. Henneptouwen[4] en stoffen dateren bijvoorbeeld uit de tijd van de oude Egyptenaren. Bovendien is het mogelijk dat men veel cannabinoïden uit de wietplant gebruikte voor holistische doeleinden. Het woord shemshemet[5] duikt ook regelmatig op in oude Egyptische medische teksten. Men is het erover eens dat dit woord 'cannabis' betekent. In het land gebruikte men wiet zowel voor holistische als rituele toepassingen. Het is onduidelijk of de oude Egyptenaren het zelf kweekten of dat ze het importeerden. |
De Khoikhoi |
De Khoikhoi (of Hottentotten) in Zuid-Afrika stonden bij de Nederlandse Boerenkolonisten bekend om hun wietgebruik. Ooit was dit volk oorlogszuchtig, maar tegen de tijd dat de Nederlanders arriveerden, vormden ze een overwegend vreedzaam volk dat zich bezighield met veehouderij. Aanvankelijk leefden zij en de Nederlandse kolonisten vredig naast elkaar, zelfs vriendelijk. Na verloop van tijd namen de boeren echter steeds meer van hun land in, stalen hun vee en maakten hen uiteindelijk tot slaaf. Van Riebeeck leerde het woord 'dagga' van de Khoikhoi. Hij merkte op dat het voor hen kostbaarder was dan goud, wat impliceert dat het essentieel onderdeel was van hun cultuur. Toch begonnen ze pas in 1705 met het roken van wiet. Voor die tijd kauwden ze het. Dit nieuwe gebruik verspreidde zich al snel naar andere Afrikaanse culturen. |
De Zoeloes |
Veel kolonisten klaagden over de sedentaire effecten van wiet op de inheemse Afrikanen, waarover later meer. Maar deze visie dekt niet de gehele lading. Hoewel het exacte gebruik niet bekend is, denkt men (volgens AT Bryant⁶) dat het woeste Zoeloe-volk wiet gebruikte voordat ze moesten strijden. Er zijn echter niet veel bronnen die dit bevestigen, dus beschouw dit niet als feit. |
De Bashilange |
Het Bashilange-volk, naar verluidt ooit erg gewelddadig, maakte blijkbaar een snelle en extreme culturele evolutie door toen ze wiet, of 'riamba', ontdekten. Volgens Wissmann hebben ze zelfs hun naam veranderd in Ben-Riamba, wat ‘van hennep’ betekent.[7] Elke avond hield het dorp ceremonies om wiet te roken. Op speciale dagen deden ze er nog een schepje bovenop. Het volk gebruikte zelfs wiet om iemand te bestraffen. Hoe groter de misdaad, hoe meer wiet de dader moest roken. Voor de grootste misdaden moest de dader roken tot hij flauwviel. Vervolgens werd er een schadevergoeding betaald aan het slachtoffer in de vorm van zout. Door culturele veranderingen ging men de hiërarchie steeds meer loslaten. Het gevolg hiervan was dat de naburige dorpen, ooit vazallen, weigerden hun belastingen te betalen omdat de Bashilange hun speren hadden afgezworen. Er brak een opstand uit. Men beschuldigde de koninklijke familie van tovenarij en ze werden veroordeeld tot, niet verrassend, het roken van wiet. Toen ze uiteindelijk bewusteloos waren, probeerden enkele dorpelingen hen te vermoorden. Andere dorpelingen grepen echter in. De rebellen vluchtten, maar keerden terug en werden niet bestraft. Ondanks deze mislukte moordaanslag was het einde nabij. De familie werd afgezet en ook de riamba-cultus werd beëindigd. Toch bleven veel van de gebruiken bestaan, waaronder de minder strenge straffen voor misdaden. |
Wiet in koloniaal Afrika
Het is wel duidelijk dat veel gegevens over cannabis in Afrika ten zuiden van de Sahara van kolonisten afkomstig zijn. Aanvankelijk accepteerde men de teelt en consumptie van wiet, waarbij het soms werd aangemoedigd. Tussen 1870 en 1890 was het zelfs legaal in een groot deel van gekoloniseerd Afrika.
Maar naarmate de tijd verstreek, werd het gebruik van wiet echter steeds minder geaccepteerd.
Koloniale opvattingen over wietgebruik
De kolonisten keerden zich steeds meer tegen het inheemse gebruik van wiet. Een van de belangrijkste redenen was dat ze dachten dat het de bevolking lui maakte, waardoor hun arbeidskrachten minder hard werkten. In de woorden van Henry M. Stanley:
"Het meest schadelijk voor de fysieke krachten is de bijna universele gewoonte om de rook van de Cannabis sativa of wilde hennep krachtig in te ademen. In een lichte atmosfeer, zoals we die hebben op warme dagen in de tropen, loopt de temperatuur op tot wel 60 graden in de zon. Deze mensen, wiens longen en vitale delen aangetast zijn door overmatig toegeven aan deze destructieve gewoonten, ontdekken dat zij geen fysiek uithoudingsvermogen hebben waar ze op kunnen teren. De ontberingen van een mars met een volgeladen karavaan eisen al snel hun tol van hun verzwakte krachten. Eén voor één vallen ze uit de pas, hun onmacht en zwakheden verradend."
Anderen beschouwden het gebruik van wiet als een immorele en antichristelijke praktijk. Als gevolg daarvan vonden veel missionarissen het belangrijk dit aspect van Afrikaanse culturen te beteugelen met als doel om hun door ganja geteisterde zielen te redden.
Als de kweek van wiet wel werd aangemoedigd, was dit vooral als exportproduct naar Europa, waar men het gebruikte vanwege de vezels.
Het verbod op wiet in Afrika
Na 1890 werd de kweek en het gebruik van wiet door verschillende koloniën gecriminaliseerd. Het was echter de Westerse politiek, duizenden kilometers van Afrika vandaan, aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, die uiteindelijk besloot tot een algeheel verbod op wiet in Afrika. Door de groeiende hysterie in Amerika rondom wiet, verschenen internationale initiatieven om het te verbieden. De oorlog tegen drugs was begonnen.
In 1925 stemde de Volkenbond in met een verbod op wiet als onderdeel van de Opiumconventie van Genève.
Het ontstaan van illegale wietmarkten
Mensen blijven wiet kweken en roken, ook waar het illegaal is. In Afrika was dat niet anders.
Zelfs voordat men wiet ging criminaliseren, werd het steeds meer onderdrukt. De kweek en consumptie werd steeds vaker verborgen. Wat ooit een wijdverspreide activiteit was, werd mettertijd steeds meer gerelateerd aan mensen die onderaan de samenleving bengelden.
Laten we even terugkomen op het woord 'dagga'. Dit is namelijk een prachtig voorbeeld van hoe wiet in Afrika werd onderdrukt. In het Afrikaans gebruikt men het achtervoegsel '-ga' om iets slechts aan te duiden. Iets wat afkeer opwekt. De Nationale Partij van Zuid-Afrika gebruikte dit om het woord dagga in een slecht daglicht te plaatsen. Zelfs vandaag de dag zullen veel pro-cannabisactivisten het woord hierdoor niet gebruiken.
Ondanks een groeiend sentiment tegen wiet, kweekte men het destijds op grote schaal illegaal op het hele continent. Dit gebeurt tot de dag van vandaag. Tot de recente legalisering van cannabis in Marokko was het 's werelds grootste exporteur van illegaal gekweekte cannabis.
Wiet, slavenhandel en de oorsprong van ‘marihuana’
Het gebruik van wiet voor psychotrope doeleinden vond in Afrika eerder plaats dan in Europa en Amerika. Het lijkt daarom logisch dat Afrikaanse slaven het introduceerden op laatstgenoemde continenten. Men vermoedt dat meer dan 10 miljoen mensen in Afrika tot slaaf zijn gemaakt en meegenomen werden over de Atlantische Oceaan. Velen waren afkomstig uit culturen waar de teelt en het gebruik van wiet heel normaal was.
Het is onduidelijk of Afrikaanse slaven deze kennis hebben meegenomen of dat Europeanen het in Afrika hebben opgepikt en naar Amerika hebben gebracht. Maar wat we wel denken te weten, is dat de slaven het woord 'marihuana' hebben geïntroduceerd op deze continenten.
Zoals vermeld, staat ‘riamba’ van Ben-Riamba voor cannabis. Het voorvoegsel 'ma' vervoegt een woord naar het meervoud, waardoor ‘mariamba’ ontstaat. Na verloop van tijd veranderde het woord mariamba in ‘mariguana’ in Mexico. In het noorden verbasterde het naar ‘marihuana’ en veranderde uiteindelijk in ‘marijuana’.
Marihuana in het moderne Afrika
In heel Afrika kweekt men al minstens 1000 jaar onafgebroken wiet. Het moderne Afrika, het noorden en dan vooral Marokko, is wereldberoemd vanwege de productie van de allerbeste hasj. Zoals eerder vermeld, is de hasjproductie in Noord-Afrika ongeveer 100 jaar oud. Het werd pas echt populair in de tweede helft van de vorige eeuw.
Sinds de financiële crises van de jaren 80 is de illegale wietproductie in Afrika toegenomen. Regeringen beseffen echter dat er handel zit in de teelt van dit gewas. Hierdoor maakt illegale productie nu steeds meer plaats voor een legale markt.
Legalisatie
De legalisatie van wiet neemt over de hele wereld toe en Afrika blijft niet achter. Tot nu toe hebben negen Afrikaanse landen wiet gelegaliseerd. Dit zijn Zuid-Afrika, Oeganda, Zimbabwe, Zambia, Lesotho, de Democratische Republiek Congo, Malawi, Swaziland en Marokko.
Nieuwe wetten in de VS en Canada hebben een grote rol gespeeld bij het bespoedigen van deze veranderingen.
Dit creëert vervolgens weer nieuwe problemen. Duvall[8] beschouwt veel van deze trends als neokoloniaal. Dit is deels te wijten aan het feit dat veel van deze wetten vergunningen en kapitaal vereisen, wat vaak alleen rijkere bedrijven uit het mondiale noorden kunnen opbrengen. Van de negen landen schaart Duvall zes landen onder neokolonialisme, of onder wat hij ‘cannakolonisatie’ noemt.
Het probleem ligt niet in de legalisatie van wiet, maar in het feit dat de lokale bevolking uit de legale productie wordt geconcurreerd. Hierdoor blijft de winst niet in eigen land.
De toekomst van wiet in Afrika
Hoe dan ook lijkt het erop dat Afrika een nog grotere wietproducent gaat worden dan nu het geval is. Het is nog afwachten in welke vorm dit zal zijn en of het neokoloniale aspect een kinderziekte is of niet.
Het is wel duidelijk dat Afrika's lange relatie met wiet niet abrupt ten einde komt. Het gaat in feite juist een nieuwe fase van haar evolutie in.
External Resources:
- Cultivo y usos etnobotánicos del cañamo (Cannabis Sativa L.) en la ciencia árabe (siglos VIII-XVII) | Asclepio https://asclepio.revistas.csic.es
- Bulletin de la Société clinique de médecine mentale | 1921 | Gallica https://gallica.bnf.fr
- History of dagga in the South African archaeological record - witsgeoghonours https://sites.google.com
- (DOC) Cannabis (marijuana-hemp) in Ancient Egypt | Venice I S Attia - Academia.edu https://www.academia.edu
- Health and Medicine in Ancient Egypt: Magic and science https://www.fulcrum.org
- The Zulu people : as they were before the white man came / by A.T. Bryant | National Library of Australia https://catalogue.nla.gov.au
- My Second Journey Through Equatorial Africa From the Congo to the Zambesi in the Years 1886 and 1887, by Hermann von Wissmann et al. | The Online Books Page https://onlinebooks.library.upenn.edu
- A brief agricultural history of cannabis in Africa, from prehistory to canna-colony https://journals.openedition.org
Disclaimer:
Deze content is alleen bedoeld voor educatieve doeleinden. De verstrekte informatie is afkomstig uit onderzoek dat is verzameld vanuit externe bronnen.